Het afnemen der gemiddelde temperatuur in West-Europa.
Reeds een geruimen tijd, is de aandacht der meteorologen getrokken op een belangrijk verschijnsel dat in onze gewesten wordt waargenomen: de statistieken bewijzen dat sedert 1885 de gemiddelde temperatuur in westelijk Europa onder het normaal peil gelegen is.
De buitengewoon strenge winter dien wij gehad hebben, heeft niet weinig daartoe bijgedragen, de geleerden aan te sporen om opzoekingen te doen aangaande de weersgesteldheid in de vorige jaren. De waarnemingen die gedaan zijn in het Observatorium te Brussel, in Frankrijk en in Engeland, hebben tot de overtuiging geleid dat de koude periode die wij ingetreden zijn, nog niet is geeindigd: de afkoeling is vooral merkbaar in den winter en in de lente; en het middelpunt van sterkste koude bevindt zich in Zuid-België en in het Noorden van Frankrijk.
Sommigen beweren dat sinds eeuwen de warmte in onze streken geleidelijk vermindert en staven hun gezegde op dit feit dat de grens van het kweeken van den wijngaard zich meer en meer naar het Zuiden terugtrekt: dat vroeger de druiven tot rijpheid kwamen op breedten waar er nu van het rijpworden in open lucht geen spraak meer kan zijn. Men heeft de verklaring van dit verschijnsel gezocht in de wijziging die de stand der aarde tegenover de Zon allengs in den loop der eeuwen ondergaat en die ons langzamerhand naar de ijsperiode zou doen terugkeeren. Voorzeker gaan wij over naar den toestand waarin het Zuidelijk halfrond der Aarde zich nu bevindt, waar het schoone jaargetijde korter en de winter strenger is; doch die beweging geschiedt in vele duizenden jaren en het is volstrekt onmogelijk dat de gevolgen zich van nu af reeds doen gevoelen. Men mag zeggen dat sedert de historische tijden geene bestendige verandering in het klimaat van Europa is ontstaan. De onregelmatige atmosferische toestand die heden wordt waargenomen is slechts tijdelijk; nergens, noch in wijzigingen in de zonnewarmte, noch in merkbare storingen op den aardbol, kan men eene oorzaak vinden die eene bestendige en voortdurende verandering in ons klimaat zon kunnen verklaren.
Een Zwitsersch geleerde, Professor Bruckner van de Universiteit van Basel, na menigvuldige opzoekingen en studiën over het vermeerderen en afnemen der gletschers, over den waterstand en het bevriezen der rivieren, het tijdstip van het inoogsten der druiven, enz., is tot het besluit gekomen dat de meteorologische verschijnselen in Midden-Europa periodische veranderingen ondergaan: vijf en dertig vochtige en koude jaren zouden altijd afwisselen met hetzelfde aantal droge en warme jaren. Wij bevinden ons nu nog in de reeks der koude jaren en de andere zou met het begin der toekomende eeuw aanvang nemen. Het verschil tusschen beide grenstemperaturen bedraagt nagenoeg een graad, zoodat de isothermen zich van drie breedtegraden zouden verplaatsen; de gemiddelde temperatuur van ons land zou aldus, in de koude periode, met die welke Noord-Duitschland heeft in de warme jaren, overeenstemmen. En in de vochtige jaren zou de hoeveelheid regen met een zesde, soms ook wel met een vijfde vermeerderd zijn.
Wat er ook van zij, de oorzaak van den anormalen atmosferischen toestand dien wij nu beleven, kan niet bepaald worden: de meteorologie, alhoewel ze sedert vijf en twintig jaar veel vorderingen gemaakt heeft, is eene nog te jonge wetenschap om die verschijnselen met zekerheid te verklaren. Moet men dien toestand toeschrijven aan eene wijziging in het regiem van den Gulfstream, dien grooten cvenaarstroom die de lauwe wateren welke zich in de Mexikaansche golf ophoopen, naar het Noorden en het Oosten stuwt? Of wel in de vlottende ijsmassa's die van het hooge Noorden nu lager af in den Atlantischen Oceaan komen afdrijven en een kouden stroom op onze kusten doen ontstaan? Die twee elkander tegenwerkende krachten ondergaan inderdaad wijzigingen die eenen uiterst sterken invloed hebben op het klimaat van West-Europa. Bemerken wij ook niet sinds vele jaren eene buitengewone aanhouding in de noorder- en noord-oosterwinden vooral in de lente? En moet men dit feit misschien niet toeschrijven aan het uitroeien van uitgestrekte wouden in het Noorden van Europa, die vroeger ons tegen die zure winden beschutten, of ten minste hunne afkoelende werking in ruime mate belemmerden? Dit zijn alle vragen die voor alsnu nog onbeantwoord moeten blijven; doch als men inziet den wonderbaren vooruitgang der meteorologie in deze laatste jaren, dan mag men met reden verhopen dat eerstdaags van al die - meest schijnbare - ongeregeldheden eene bevredigende uitlegging zal kunnen gegeven worden.
Ed. Verschaffelt https://www.dbnl.org/tekst/_ned00518910 ... 036.php#37
Nederlansch Museum 1891.
Het afnemen der gemiddelde temperatuur in West-Europa (artikel 1891)
-
- Berichten: 13112
- Lid geworden op: 31-12-1977